Grote en Heilige donderdag
De lezingen van het Oude Testament onderrichten ons: “Ik ben de Heer, Ik zal u binnenleiden waarover Ik Mijn hand heb opgeheven” en verder roepen wij uit: “Al ben ik alleen tot ga ik uw weg”.
Etheria, een pelgrimsvrouw uit de 4de eeuw en vermoedelijk afkomstig uit Gallië, noteerde nauwkeurig haar reisverhalen. Ziehier wat zij schrijft in verband met deze dag. Om twee uur liturgie bij het Heilig Graf, om vier uur een tweede liturgie op Calvarie, waarbij “allen communiceerden” en om zeven uur verzameling op de Olijfberg om in processie naar Calvarie te gaan in verschillende “staties” (deze varieerden nadien van streek tot streek: gaande van 7 tot 12 tot 14 tot 43). Onze liturgie behield 12 staties beter gekend als de dienst van de “Twaalf Evangelies” gecelebreerd in de avond van de Grote Donderdag.
Bij het beluisteren van de Epistel- (1 Cor. 11:23-32) en Evangelielezing (Mt 26:2-20, Joh 13:3-17, Mt 26:21-39, Luc 22:43-44, Mt 26:40 – 27:2) van de Liturgie van de Heilige Basilios op donderdag middag moeten wij ons de vraag stellen of wij bewust zijn van de heiligheid van de gaven van onze Heer en God en Verlosser Jezus Christus? Zijn wij waardig om daaraan deel te hebben? Het grote thema is onze trouw aan God, wat ons ook moge overkomen in en door de beproevingen, die God toelaat met het oog op onze Verrijzenis tot het eeuwig leven in Zijn Koninkrijk.
Wij beleven reeds in deze wereld de belofte gedaan aan de Apostelen want de Eucharistie is de volmaakte icoon van dit hemels festijn. Zijn wij bewust van deze immense genade, die de eucharistische communie is? Het is in de Kerk, gezegend oord van God, dat wij kunnen ervaren wat het betekent om te leven in aanwezigheid van God, te midden van de Koninklijke Tuin waar reeds de Koningin van de Hemel, Maria, de heiligen en de engelen leven.
Twee grote ervaringen doorkruisen ons bij het aanschouwen van de Passie van onze Heer: het Heilige Avondmaal en het verraad van Judas. Het Avondmaal is het sacrament van de liefde, God is liefde en geeft zich volledig aan elkeen van zijn leerlingen, ook aan Judas.
Hoe voelde Judas zich op dat moment? Adam keert zich af, Judas verraadt en verkoopt Hem, sommige Leerlingen zullen Hem verloochenen, de ganse mensheid is wankelend, de schepping is geslagen en de engelen beven. Elkeen van ons doorkruist zo goed als hij kan deze beproeving, deze verleiding. Maar sommige Apostelen alsook Maria blijven waken. Vragen en bidden wij om hun hulp en sterkte, opdat ook wij met onze Heer mogen waken en bidden tijdens het Pascha van Christus, maar ook tijdens ons pascha.
“Ik ben niet klaar om dit leven te verlaten” bidden de monniken in de woestijn en zo zingt de Kerk, tijdens deze liturgie van de instelling van de Eucharistie, in de cherubijnenhymne: “Zoon van God, neem mij heden aan als deelgenoot van Uw mystiek avondmaal; Uw mysterie zal ik niet verraden aan Uw vijanden; ik zal U geen kus geven als Judas, maar als de moordenaar belijd ik U mijn geloof: gedenk mij, O Heer in Uw koninkrijk”.
God is mens geworden en werd daardoor mensheid: Jezus is niet van ons gescheiden. In zijn menszijn is hij ‘één-in-wezen’ met ons, zoals Hij als God ‘één-in-wezen’ is met de Vader en de Geest. Op het Kruis heeft Hij zich door de ‘waanzin van de liefde’ volledig solidair gemaakt met al het lijden van de wereld. Alsof er zich tussen God en God, tussen ‘God-ontoegankelijke-afgrond’ en ‘God-vleesgeworden-Woord’, gedurende een ogenblik de zware vestingmuur zich stelde van onze scheiding en wanhoop. Alsof er daartussen de spirituele toestand van Gods afwezigheid opdoemde – “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”, dit wil zeggen, de hel.
Maar dan keert alles zich om. De dood is gedood, de hel is verwoest, het leven stroomt, onuitputtelijk, met het water en het bloed, dat stroomt uit de doorboorde zijde van Christus. De dood wordt de sluier van de liefde. De mens vindt in Christus zijn wezenlijke afstamming terug. Offer van reïntegratie. “Heel onze mensheid moest uit de dood naar het leven teruggeroepen worden. Dan komt God naar ons lijk, hij reikt ons de hand, aan ons die daar zieltogen; … ‘Hij geeft aan onze natuur het elan van de verrijzenis” (Heilige Gregorios van Nyssa). De liturgie zingt: “Van nu af is alles vol licht, de hemel, de aarde en de hel… Van de dood naar het leven heeft Christus ons doen overgaan”. “Het was noodzakelijk”, zegt de Heilige Kyrillos van Alexandrië, 3om aan het dode vlees de deelname aan de levenschenkende kracht van God terug te schenken”. Van nu af aan is “leven, Christus”.
De wereld is heimelijk geworden, sacramenteel, “brandend braambos”. Maar de nieuwe schepping, de hernieuwde schepping, dringt zich niet méér op dan God zelf. Het kosmische “brandende braambos” blijft bedolven onder de as van onze verblinding en onze scheiding. Voortaan is God nergens nog afwezig, maar in het kwaad, in de verschrikking kan Hij niet anders dan gekruisigd aanwezig zijn.
En daarop belijdt de Kerk in de Dienst van de Voetwassing: “Wij worden deelachtig aan een grote genade; laat ons daarom vol eerbied naar de Heilige Voetwassing gaan, niet om het vuil van ons lichaam te reinigen, maar om op mystieke wijze onze ziel te heiligen” (uit de dienst van de Voetwassing).
Protopresbyter van de Oecumenische Troon Dominique Verbeke, 16 april 2020
Bron:
F. Bender, Diakonie no 48,
O. Clément: “Beschouwingen bij het Paasmysterie”