CATECHETISCHE PREEK
+ BARTHOLOMEOS
DOOR DE GENADE GODS AARTSBISSCHOP VAN KONSTANTINOPEL, HET NIEUWE ROME EN OECUMENISCH PATRIARCH
AAN DE GANSE KERKGEMEENSCHAP, GENADE EN VREDE VAN CHRISTUS ONZE VERLOSSER, ZIJ MET U, ALSOOK WENSEN, ZEGEN EN VERGEVING
* * * * * * * * *
Dierbare broeder en zusters, kinderen in de Heer,
Gedurende de periode van de heilige Grote Vasten roept de Kerk ons op tot inkeer. Het is een feit dat de moderne mens zich niet op z’n gemak voelt bij het horen van die oproep tot bekering, omdat hij gewend is aan zijn eigen manier van leven en helemaal niet wil twijfelen aan de juistheid daarvan. Twijfel aan de juistheid ervan schept in hem een gevoel van onzekerheid, omdat het ideologische bouwwerk, waarbinnen hij een veilig toevluchtsoord heeft gezocht, gevaar loopt.
Echter, wanneer wij dieper op dit onderwerp ingaan, komen we tot de conclusie dat menselijke overtuigingen niet objectief gevormd worden op grond van een logisch oordeel, maar dat ze ontstaan om datgene te rechtvaardigen wat ons bevalt, wat er op neer komt dat het voorwendsels tot zonden zijn. Maar wanneer de mens zijn daden en zichzelf rechtvaardigt op basis van verkeerde uitgangspunten, is dat schadelijk voor hem. Wanneer de waarheid onvermijdelijk boven water komt, zal hij zich niet kunnen rechtvaardigen en misschien heeft hij ook geen tijd meer om zijn overtuigingen bij te stellen, om zich te bekeren van zijn zondige daden en zijn dwalende opinies, waarmee hij zijn gedrag wilde rechtvaardigen.
Wij Christenen zijn echter vertrouwd met daden van berouw en raken niet ontsteld door de oproep van de Kerk tot bekering. Toch is het goed dat ook wij tot ons laten doordringen dat een volledige bekering twee doelen heeft.
Het eerste doel is aan onze zonden te verzaken en het besluit te nemen op te houden met onze zondige daden en gewoontes, en tevens de gevolgen ervan goed te maken. Neem bijvoorbeeld Zacheüs, de tollenaar, die waarachtig berouw had toen hij Christus ontmoette, en die zijn bekering ook metterdaad bewees door viervoudig te vergoeden wat hij onrechtvaardig had opgeëist.
Het tweede doel van onze bekering is dat we van mentaliteit veranderen, dat we onze opvattingen vervangen door hogere, die meer verheven zijn, volgens het woord van de Psalmdichter: “ hij maakt opgangen gereed in zijn hart”. Dit tweede doel moet ook nagestreefd worden door degenen die geen gewetenswroeging hebben over bepaalde zonden. Denk bijvoorbeeld eens aan onze opvattingen over de naastenliefde of de nederigheid, die zijn zeker onvolmaakt. Wij zijn ertoe geroepen om navolgers te zijn van Christus God, maar wanneer we onze geestelijke toestand vergelijken met de volmaaktheid van God, dan zien wij hoezeer wij tekort schieten en hoe oneindig lang de weg is die we nog hebben te gaan om in de voetsporen te treden van de navolgers van Christus.
Wanneer we onderzoeken hoe groot onze innerlijke vrede is, ontdekken we dat die ver verwijderd is van de alles overtreffende vrede van Christus. Wanneer we afwegen in hoeverre we ons leven toevertrouwen aan Gods Voorzienigheid, dan moeten we met spijt vaststellen dat we vaak overvallen worden door stress en onzekerheid over de toekomst, alsof we kleingelovigen zijn of zelfs ongelovigen. En wanneer we in het algemeen de zuiverheid van ons geweten onderzoeken, dan zien we dat we ons vaak niet bewust zijn van allerlei dingen, waarvan we dachten dat ze zuiver waren, maar die schadelijk zijn voor de reinheid van onze gevoelens. We hebben dan ook een nieuwe, meer volkomen verlichting van ons geweten nodig door de onder–richtingen van de Vaders en van het Evangelie, zodat ons oordeel over onszelf en onze tekortkomingen juister is en meer in overeenstemming met het oordeel van God. En omdat er geen mens is die kan zeggen dat hij een volmaakt onderscheidingsvermogen heeft bereikt over zichzelf, kan ook geen mens zeggen dat hij geen nieuwe geest nodig heeft, een meer verlichte geest, een verandering van geest, een gecorrigeerde geest en mentaliteit, dat wil zeggen: inkeer.
De Orthodoxe Kerk, die ons tot inkeer roept, roept ons niet slechts op tot zelfveroordeling. Zeker, het is nodig dat we onszelf veroordelen en er is vermorzeling van hart nodig en tranen van berouw, maar dat is niet voldoende. Allereerst is er de vreugde nodig over Gods vergiffenis, de bewustwording van onze bevrijding uit de zware boeien van iedere zonde, en van Gods liefde voor ons. Ons berouw is niet iets wat ons berooft van onze levensvreugde, waardoor het luisteren naar de prediking van bekering voor ons onaangenaam zou zijn. De bekering is de reiniging en de verlichting van onze geest, het vuriger worden van onze liefde tot Christus en Zijn schepping, bekering betekent vrijheid en vreugde over het nieuwe leven, waarin wij onophoudelijk binnengaan door voortdurende inkeer.
Wie voortdurend berouw heeft, heeft een voortdurende vooruitgang, verheugt zich voortdurend over de nieuwe opgangen in zijn hart, en hij is voortdurend blij over zijn nieuw verworven diepere kennis van alles. Door de verandering van zijn mentaliteit en van zijn begrip, begrijpt degene die zich bekeert de gehele wereld beter, wordt hij wijzer en verstandiger, met steeds meer inzicht, hij wordt hemels en een vriend van Christus. Vandaar dat de verkondiging van bekering met vreugde aanvaard wordt door geestelijk hoogstaande mensen, die kunnen inschatten welk een gunstige verandering de herschepping door inkeer teweeg brengt.
Laten wij daarom, geliefde broeders en kinderen in de Heer, ingaan op de uitnodiging van de Kerk tot bekering, en wel in beide vormen: Laten wij, voor zover we gezondigd hebben, ons door de biecht reinigen van onze zonden, en laten we eveneens onze denkbeelden voortdurend bijstellen, zodat onze oordelen en overwegingen door God geïnspireerd zijn, zuiver, waarachtig en rechtvaardig.
Tenslotte wensen wij u Gods hulp toe op uw weg van inkeer en in geheel uw in Christus herboren leven.
Heilige Grote Vasten 2008
+ BARTHOLOMEOS van Konstantinopel, vurige voorspreker van u allen bij God