Benelux logo
Greek logo

Actualiteit

De Zondag van de Myrondraagsters en de Gerechte Jozef van Arimathea (Marcus 15: 43 – 16: 8)

Protopresbyter van de Oecumenische Troon Dominique Verbeke

Het Evangelie van vandaag en tegelijk de 10de evangelielezing op Witte Donderdag, brengt ons terug tot het hartje van het mysterie, maar ook van de realiteit: de dood aan het Kruis, de kruisafname en de graflegging door Jozef van Arimathea. Het is God, Die deze Jozef, wat betekent “God voegt toe”, inspireert om nog iets toe te voegen aan de zorgen voor het dode Lichaam van Onze Heer, namelijk van Hem te leggen in een nieuw graf. Deze Jozef wordt vroeg in de ochtend gevolgd door de Myrondraagsters om Hem te balsemen met Myron (het 2de opstandingsevangelie van de metten op zondag), maar in plaats daarvan werd hen als eerste de Verrijzenis aangekondigd.

Waarom deze herhaling van de feiten? Om de historiciteit van deze gebeurtenissen in het midden te brengen, want velen twijfelden en ontkenden achter gesloten deuren, velen waren vol ongeloof; en dit niet enkel op dit historisch moment maar ook daarna doorheen alle eeuwen en tijden tot op vandaag. De verleiding tot het ongeloof, het verwerpen, het ontkennen is even reëel als het geloven, het aanvaarden, het beamen, samengevat in de woorden van dezelfde evangelist Marcus: “Ik geloof Heer, help mij in mijn ongeloof”.

Het gaat om een verleiding; wij allen kennen de kracht van de Verleider. Bidden we voor elkaars geloof met de woorden uit onze Liturgie: “bevelen wij aan Christus onze God, onszelf en elkaar en geheel ons leven”, samen bidden met de Myrondraagsters die ook twijfelden toen zij zich afvroegen wie de steen van de ingang van het graf zal wegnemen.

Velen kunnen het ledige graf niet aanschouwen en dit door blindheid, onze natuurlijke beperktheid; misschien door een zekere onverschilligheid, door een vervormd godsbeeld doorheen de tijd. Wie zal voor ons de steen wegrollen? Menselijkerwijs lijkt het voor de Myrondraagsters niet mogelijk, maar toch gaan ze op weg, in alle nederigheid en hoopvol vertrouwend, dat hun Meester balsemen de laatste handeling, de ultieme verzorging, het allerlaatste moment een goddelijk

moment is. Ook wij kunnen op weg gaan, vertrekken zonder te weten, te kennen, maar “in geloof en liefde Hem naderen”, met onze Myron “een nederig en vermorzeld hart” (Psalm 50), het welriekende kruid van een authentiek christelijk leven.

Het onvoorspelbare “wie zal de steen wegrollen” werd realiteit. Het op weg gaan is een bepaalde richting uitgaan naar Christus de Omega, de Verrezene; Hij die het heilsplan van de Vader vervolmaakt en tegelijk is dit een terugkeer naar Christus de Alfa; Hij die het heilsplan van de Vader openbaart door en in Zijn Menswording. Dit op weg gaan is onze bekering: zich werkelijk keren, richten tot God, met gans onze persoon, deze “metanoia” is het begin van het ledige graf, is het begin van het waarachtige leven; te weten dat er in Christus slechts één leven is, het eeuwig leven.